Als één van de eersten stond hij op de puinhopen van Ground Zero. Nu is hij ziek. Net als agenten, ambulancepersoneel en brandweermannen die hun werk deden. Vakbondswerker John Devlin gaf zich vrijwillig op om te helpen. Hij ging van held naar slachtoffer, maar zijn kanker wordt niet door de overheid erkend. ,,Ik hielp omdat ik van mijn land hou, maar mijn land houdt blijkbaar niet van mij.”
(Van onze correspondent Hanneke Keultjes)
BRIGHTWATERS (GPD) – John Devlin was nooit ziek. Had niet eens een huisarts. Ging graag skiën op de pistes van Aspen, Colorado, deed aan vechtsport en speelde softbal. Hij had het eeuwige leven. Hád. Nu woont hij praktisch in het ziekenhuis. Volgens prognoses van zijn artsen had hij al een jaar dood moeten zijn.
Maar hier zit hij dan nog, thuis in Brightwaters op Long Island, op de bruine suède hoekbank van het type dat met de juiste beweging verandert in een ligstoel. Naast hem ligt Buster, een teckel die denkt dat hij een Dobermann is. Boven de bank herinnert een houten bordje met ‘gone skiing’ aan zijn vroegere hobby. Zijn dunne blonde haar is bijeengebonden in een staartje. Zijn voeten zitten in zwarte leren motorlaarzen met zilveren beslag. Op de inrit staat een pick-up truck met op de portieren de sticker ‘RS11’: Remember September 11th. De Ford is zo groot dat hij het gevoel geeft alsof je in een huis rondrijdt. Het zijn de weinige pleziertjes sinds Devlin (50) zijn leven begin 2009 compleet zag instorten. ,,Toen de dokter zei dat ik keelkanker had, wilde ik hem slaan.”
Voor wie hem niet kent, oogt hij gezond. Maar een paar jaar geleden was hij nog twintig kilo zwaarder en had hij bovenarmen waar zijn huidige exemplaren twee keer in zouden passen. Zijn stem verraadt zijn ziekte al voor Devlin er zelf iets over heeft kunnen vertellen. Na ‘ontelbare’ operaties, 33 bestralingen en acht chemokuren moest hij opnieuw leren praten. Zijn stem klinkt alsof het uit een computer komt. Soms grijpt hij midden in een zin naar een flesje water. Speeksel maakt hij niet meer aan, de klieren die dat deden zijn er niet meer. Af en toe loopt hij de woonkamer uit om zijn inhalator te gebruiken. Ook zijn longen zijn stuk. Eigenlijk moet Devlin aan de sondevoeding, want eten gaat lastig. Voortdurend komen er stukjes voedsel in zijn longen terecht die daar ontstekingen veroorzaken. Devlin vreest dat één zo’n longontsteking uiteindelijk zijn einde zal betekenen.
Spijt heeft hij niet. Zelfs met de kennis van nu zou hij naar Ground Zero zijn gegaan om te helpen. ,,Als patriot was dat mijn plicht. Maar als zoiets nog een keer gebeurt ben ik de eerste die het anderen ontraadt.” De overheid in Washington weigert Devlin en de honderden anderen die na maanden op Ground Zero ziek werden te compenseren. Devlin was één van de grote voorvechters van de Zadroga-wet – genoemd naar de NYPD-agent die stierf aan een longaandoening die hij opliep na 9/11 – die ervoor zorgt dat de helden die slachtoffer werden een vergoeding krijgen. Met succes. De wet werd ondanks Republikeinse tegenstand begin dit jaar aangenomen. Maar eind juli werd besloten dat kanker van de wet wordt uitgesloten. Een enorme klap voor Devlin.
Op 11 september 2001 zat hij in zijn auto toen hij hoorde dat er een vliegtuig in één van de Twin Towers was gevlogen. Thuis zag hij beide wolkenkrabbers instorten. Devlin, machinist van graafmachines, bulldozers en andere machinerie, dacht aan de duizenden mensen die gevangen zaten onder het puin en wilde helpen. Op woensdag 12 september ging hij voor het eerst naar Ground Zero. Ruim negen maanden werkte hij er twaalf uur per dag, zeven dagen per week. In totaal, zo becijfert hij, 3200 uur.
In het begin zocht hij naar lichamen. Aan de andere kant van de hekken stonden radeloze familieleden die hem constant foto’s van hun man, vrouw, dochter, zoon in de handen drukten. Devlin haalt ze als voorbeeld uit een plastic hoes. ,,Later volgden we de vliegen. Nog later zochten we alleen maar naar botten.” Maandenlang stopte Devlin lichaamsdelen in blauwe lijkenzaken. ,,Ik veegde ze op alsof het bladeren waren.” Hij zegt het emotieloos, maar het doet hem heus wel wat. ,,Ik heb als kind genoeg doden gezien. Mijn vader stierf aan mijn voeten aan een hartaanval. Maar dit was te veel. Eén nacht ben ik ingestort.” Aan de baai in de buurt van zijn huis zat hij minutenlang te huilen. Toen ging de knop om. ,,Mensen waren op zoek naar hun dierbaren. Ik kon daarbij helpen. Ik moest doorgaan.”
Het was als een laagjestaart, beschrijft Devlin. Het glazuur was het puin en stof. Daaronder lagen de lichamen. Met zijn graafmachine groef hij een brandweerauto vol met brandweermannen uit. Sommigen intact, sommigen in stukken. De volgende laag bestond uit botten. Ribbenkasten, bekkens, schedels en schoenen. Ontelbare schoenen. De basis van de taart bestond uit nog meer puin. Toen de ‘laagjestaart’ binnen een jaar opgeruimd was, kwam er groen en geel slijm uit de neus van Devlin. Hoesten, hoesten, hoesten. En hij had plots astma. ,,En de overheid maar zeggen dat de lucht schoon was… Maar ja, met astma kun je leven.”
Met een posttraumatische stress-stoornis leven bleek een stuk moeilijker. Als ze cijfers hadden uitgedeeld voor de test die Devlin moest invullen, was dat een 10 geweest. In dit geval geen rapportcijfer waar je trots op mag zijn. Zijn huwelijk liep in 2007 na ruim twintig jaar op de klippen. Hij vond nieuw geluk bij verpleegkundige Nancy Nyhuis. Als er nog wat van de posttraumatische stress over was, zegt Devlin, dan is het uitgeveegd door de kanker. In november 2008 kreeg hij een zere keel. De keelpijn ging maar niet over. Hij ging naar een dokter, die het afdeed als maagontsteking. Toen Devlin in januari 2009 bij de specialisten van het Stony Brook ziekenhuis binnenstapte, bleek de werkelijkheid erger. Zijn artsen gaven hem zes maanden.
Keelkanker is een ziekte die zich manifesteert bij verstokte rokers en een enkele alcoholist. Devlin had nog nooit in zijn leven gerookt. Een grote drinker was hij ook niet. Devlin haalt een stapel brieven uit een zwarte koffer. Stuk voor stuk zetten zijn artsen – longarts, KNO-arts, oncoloog – zwart op wit dat de ziekte van patiënt Devlin naar hun professionele mening veroorzaakt was door maandenlange blootstelling aan de rookwolken en giftige dampen op Ground Zero. De staat New York nam die constatering over. Hierdoor krijgt Devlin maandelijks een uitkeringscheque van 3100 dollar (2200 euro). Nauwelijks genoeg voor de alimentatie voor zijn dochter (16) en studerende zoon (20) en om zijn nieuwe gezin (Nyhuis heeft drie kinderen) te onderhouden, maar veel te weinig voor de ziekenhuisrekeningen, die optellen tot zo’n 700.000 euro.
Daarom is het ook zo zuur dat Devlin naast de vergoedingen uit de door hem bevochten Zagroda-wet grijpt. ,,Is het nou uit te leggen in Nederland? Dat je maandenlang je ziel en zaligheid legt in het opruimen van de puinhopen. Dat je kanker krijgt. Dat al je artsen zeggen dat het van Ground Zero komt. Maar dat de regering dat ontkent? Ik hielp omdat ik van mijn land hou, maar mijn land houdt blijkbaar niet van mij.”
Hij wrijft over zijn getatoeëerde onderarmen. Op de rechter staat een goede geest die een kwade geest verjaagt. Een tattoo uit een indianenverhaal; Devlins moeder was half Cherokee. De tatoeage op de linker heeft hij na zijn diagnose laten zetten. ,,Het is de aartsengel Michaël die vecht tegen de duivel. Maar als ik er naar kijk, zie ik mijn strijd tegen kanker.”
Devlin zegt nu geen toekomst voor zichzelf te zien. Nancy heeft hij weliswaar ten huwelijk gevraagd, maar hij zal pas met haar trouwen als de onkosten voor zijn ziekte door de overheid worden betaald. ,,Ik wil niks waar ik geen recht op heb. Ik wil heus geen miljonair worden. Maar ik verdien beter. En alle anderen ook.” Hij strijdt ook voor zijn kameraden die al zijn overleden of te ziek zijn om zelf te vechten. ,,Ik hoop alleen dat ik lang genoeg leef om gerechtigheid mee te maken.”