(Van onze correspondent Hanneke Keultjes)
NEW YORK (GPD) – Iedere dag loopt er minstens eentje mijn mailbox in. Soms wel vier. En het onderwerp is altijd hetzelfde: ‘DOD Identifies Army Casualty’. DOD staat voor Departement of Defense die met de mails de pers op de hoogte stelt van weer een gesneuvelde militair in Afghanistan.
Zondag kondigde de mail bijvoorbeeld de dood aan van Christopher Scott. Hij was pas 21. De tot nu toe 1756 gesneuvelden – al meer dan de helft van de doden die op 9/11 vielen – zijn vaak piepjong en komen uit anonieme plaatsen als Watauga, Deltona of Kuna. Niet zelden namen ze het op tegen een geïmproviseerd explosief en verloren. Tegen zo’n laffe tegenstander, verstopt in het babypoederzand van Kandahar of Helmand, is het moeilijk vechten.
Wat dit met de herdenking te maken heeft? Heel veel. Operatie Enduring Freedom was een direct gevolg van de aanslagen. Tien jaar later vecht Amerika er nog altijd tegen een vijand die zich op het ene moment voordoet als een goeiig boertje en op het andere moment een kalasjnikov uit zijn gewaden tovert.
Toen ik nog als defensieverslaggever werkte, waren de aankondigingen van een persconferentie door de Commandant der Strijdkrachten zeldzaam. En iedereen wist dan hoe laat het was. In de Verenigde Staten houden ze niet eens persconferenties. Dat zou lopende bandwerk zijn.
Daarmee is niet gezegd dat de ‘troops’ onbelangrijk zijn voor de Amerikanen. Nadat in mei het brein achter de aanslagen was gedood, trof ik op Ground Zero een paar rekruten. De feestende menigte schudde hen de hand. Ze kregen schouderklopjes. Dat hun uniform gezien wordt als symbool, begrepen ze niet.
Ook bij de herdenking worden de soldaten niet vergeten: daags voor 11 september worden ze geëerd met de Patriot Classic, een Footballwedstrijd. Het is de Amerikaanse manier om te laten zien dat men doordrongen is van het al dan niet terechte besef dat militairen vechten om het Amerikaanse vrijheidsgevoel in stand te houden. En dat de prijs die ze daarvoor betalen soms onevenredig hoog is.
Toen ik in de zomer van 2009 in Afghanistan was, ging ik mee met de Amerikaanse medevac, de helikopters die gewonden uit het veld halen. Er was net een Nederlander omgekomen door zo’n vermaledijde bermbom. Een Nederlandse verpleegkundige die meevloog met de Amerikanen vertelde me dat ze niet eens verdrietig durfde te zijn. Bij de Amerikanen hing de vlag immers iedere dag halfstok.