(Van onze correspondent Hanneke Keultjes)
LITTLE CHUTE (GPD) – Aan de hoofdstraat, pal naast het dorpshuis, is een platte aanhanger geparkeerd in een weiland. Omringd door plastic tulpen staat een kleine witte molen van bordkarton met blauwe wieken. Het tafereel ziet er wat treurig uit. Maar over een jaar is dat anders: dan staat hier een ruim 30 meter hoge windmolen naar Brabants model uit 1850.
Maar dit is geen plaats in Nederland. Welkom in Little Chute, een dorp met 10.000 inwoners in Wisconsin, waar de hoofdstraat Main Street heet. Little Chute is gesticht door een Nederlandse priester. Nog altijd is 95 procent van de inwoners van Nederlandse komaf. De supermarkt verkoopt ‘Dutch apple pie’, schoenen kun je kopen bij Van der Loop, de advocaat heet Van Lieshout, auto’s worden gerepareerd bij Van Zeeland en uitvaarten verzorgd door Verkuilen. En de begraafplaats ligt vol met Geurtsen, Jansens, Van Handels en Verstegen. Toch spreekt bijna niemand Nederlands.
Robin Dekker, blond en blauwe ogen met dank aan zijn Friese afstamming, is een uitzondering. De directeur van de Little Chute Dutch Windmill studeerde aan de University of Wisconsin Madison Nederlands. Grammaticaal correct maar met een dik Amerikaans accent vertelt ze dat ze 2,2 miljoen dollar (1,5 miljoen euro) ophaalde voor de bouw van de molen. Ze komt nog 600.000 dollar tekort; sinds de economische crisis zijn de donaties opgedroogd.
Dekker wist een Amerikaanse beroemdheid te strikken als erevoorzitter van haar vereniging: Greta Van Susteren, tv-fenomeen van Fox News. Haar familie komt uit Little Chute. ,,Maar we hebben al jaren niks van haar gehoord”, bekent Dekker bij de St. John Nepomucene kerk.
De kerk is gesticht door pastoor Theo van den Broek – op z’n Amerikaans, Theodore Vandenbroek. Hij vertrok in 1832 als missionaris naar ‘de Nieuwe Wereld’. Twee jaar later werd hem gevraagd vanuit Ohio naar Wisconsin te gaan, waar hij in Little Chute de indianen ˆ Winnebago’s, Menominees, Sauk, Fox, en Ho-Chunk – leerde lezen, schrijven en probeerde te bekeren tot het katholicisme. Ruim 800 indianen werden door Van den Broek gedoopt.
In 1847 keerde Van den Broek terug naar Nederland om mede via ingezonden stukken in katholiek nieuwsblad De Tijd Nederlanders te rekruteren om naar Little Chute te komen. De Amsterdamse pastoor met wortels in het Brabantse Uden was overtuigend. Aangemoedigd door economisch moeilijke tijden in Nederland arriveerden een jaar later drie houten zeilboten met immigranten uit de Brabantse plaatsen Uden, Boekel, Zeeland, Gemert, Mill en Oploo. Van den Broek overleed in 1851, 68 jaar oud. Maar de door hem opgebouwde Nederlandse nederzetting bleef floreren.
Bij de volkstelling van 2006 gaven meer dan acht miljoen Amerikanen aan van Nederlandse komaf te zijn. Door Nederlanders gestichte dorpen en steden zijn op veel plaatsen te vinden. Holland (Michigan), Pella (Iowa), Fulton (Illinois), Orange City (Iowa) en Grand Rapids (Michigan) vieren ieder jaar ‘Dutch Day’ – compleet met klederdracht – of een Tulpen Festival om hun erfgoed te eren. Alle ‘Nederlandse’ plaatsen hebben één ding gemeen: ze zijn gereformeerd. De immigranten hadden zich afgescheiden van de Hervormde kerk om de vervelende behandeling te ontvluchten.
Little Chute is het enige homogeen katholieke ‘Nederlandse’ plaatsje in de VS. Het houdt elk najaar kermis en een schuttersfeest. Daarom koos de vereniging voor de bevordering van Nederlands-Amerikaanse studies (AADAS) Little Chute uit als locatie voor de tweejaarlijkse conferentie over het Nederlandse erfgoed in de VS.
Hans Krabbendam van het Roosevelt Study Center in Middelburg en Robert Swieringa van het Van Raalte Instituut in Holland (Michigan) leggen uit dat de groep Nederlandse protestanten en katholieken die de transatlantische verhuizing waagde weliswaar ongeveer even groot was (rond de 10.000), maar dat hun geloof ervoor zorgde dat ze strikt gescheiden bleven.
Eenmaal in de VS waaierden de katholieken uit. Behalve medio negentiende eeuw. De oogsten in Nederland mislukten en priesters raadden emigratie af. Omdat Van den Broek actief Nederlanders ronselde, lukte het hem wel hen te verleiden naar Little Chute te komen. Hij waarschuwde de katholieken wel. Ze moesten bij elkaar blijven. Die boodschap is blijven hangen: tientallen jaren lang trouwde slechts tien procent buiten de Nederlandse gemeenschap.
De toehoorders van Krabbendam en Swieringa zijn pensionado’s, tussen 65 en 85 jaar oud. De dames zien de conferentie als een uitgelezen kans om hun Hollandse sieraden boven te halen. Een ketting met een windmolen-hangertje, oorbellen van Delfts blauw en een bedelarmbandje met zilveren miniatuurklompjes. Barbara Mask-Van der Bleek (69) vulde haar armband met bedels die ze tijdens haar bezoekjes aan Nederland verzamelde. Ze is trots op haar Nederlandse komaf, spaart Sinterklazen en typeert haar woonplaats Fulton (Illinois) als ‘een Nederlandse gemeenschap’.
Terwijl Nederlanders vaak geen benul hebben wat de vader van hun grootvader deed, weten Amerikaanse Nederlanders dat wel. Stamboomonderzoek is dankzij het boek Roots (1976) waarin Alex Haley op zoek ging naar zijn Afrikaanse afkomst, hip. Alle conferentiegangers zijn minstens vijf keer, maar meestal vaker, in Nederland op familiebezoek geweest. Barbara Mask heeft een verklaring: ,,De VS is een jong land: iedereen komt ergens vandaan. Ik ben weliswaar geen Nederlandse, maar ik vóél me wel Hollands.”
De Nederlandse immigranten uit de jaren vijftig werden vaak ontdaan van hun Hollandse identiteit. De wieg van Marten Rustenburg stond in het Gelderse Dieren, nu woont hij in Grand Rapids (Michigan). Hij weet nog hoe de onderwijzeres de namen van hem en zijn broer en zus op hun eerste schooldag veranderde. ,,Marten werd Martin, Jan werd John en Pauline werd Paula.”
Piet Arts (81) is nooit Pete geworden. Arts is één van de ‘Nederlanders’ die in Little Chute woont. In tegenstelling tot zijn dorpsgenoten die in de negentiende eeuw de oversteek waagden, emigreerde hij pas 51 jaar geleden. Per toeval kwam de metselaar met zijn vrouw Marietje, oftewel Mary (79), in een Nederlandse gemeenschap terecht. Eigenlijk wilde de telg uit een gezin met dertien kinderen naar Nieuw-Zeeland of Australië. Maar een kennis woonde in Wisconsin en kon Piet aan werk helpen. ,,De eerste vijf jaar waren moeilijk, daar ga ik niet over liegen. Maar daarna wist ik dat de verhuizing een goede stap was geweest.”
Hoewel zijn Nederlands meer Brabants is, weet hij zich in zijn moederstaal perfect verstaanbaar te maken. ,,Ben arts, maar geen dokter”, grapt hij. Op zijn Chevrolet prijkt een ‘vanity plate’, een nummerbord met een woord in plaats van letters en cijfers. Het kost een paar dollars extra, maar nu rijdt hij ook rond met ‘Volkel’, zijn voormalige woonplaats, op zijn Chevy.
Arts is blij dat het Nederlandse erfgoed geëerd wordt met de bouw van de molen. Binnenkort gaat de schop de grond in. Een molenmaker uit Nederland komt drie maanden over om de bouw in goede banen te leiden. Begin 2012 moet de molen af zijn.
Maar of Little Chute ooit de 600.000 ontbrekende dollars nog binnenkrijgt, is de vraag. Het nichtje van Greta van Susteren heeft de oplossing. Catherine van Susteren, die werkt in het museum dat gewijd is aan de historie van Wisconsin, vindt dat de Fox News-presentatrice het ontbrekende geld bij moet leggen. ,,Ze verdient zoveel dat ze ieder jaar wel een molen kan laten bouwen. Ze kan het makkelijk missen.”
KADER
Nederlandse voetstappen zijn overal in de VS te vinden. Vooral in New York, ooit als Nieuw Amsterdam een Nederlandse kolonie. De Nederlandse consul-generaal Gajus Scheltema stelde er bij zijn afscheid uit New York een boekje over samen. In Exploring Historic Dutch New York (voorlopig alleen in het Engels verkrijgbaar) is een reisgids die voert langs Nederlands erfgoed als Wall Street (ooit ‘Langs de Wal’) in Lower Manhattan en het Van Cordtland Park in The Bronx, maar ook langs bewaard gebleven boerderijen in Brooklyn (Lefferts House) en landhuizen in de Hudson Valley, ten noorden van New York, gebouwd door vermogende Nederlanders. Zie: www.historicdutchnewyork.com.