(Van onze correspondent Hanneke Keultjes)
HONOLULU (GPD) – Ooit stuurde een legerkapelaan een brief naar een vrouw in Amerika. Haar man was in Korea omgekomen, schreef hij, gecondoleerd. Maar het lichaam van de soldaat kwam nooit in de Verenigde Staten aan. Sterker nog: het stoffelijk overschot is tot de dag van vandaag niet gevonden. De ontredderde weduwe bleef met een gebroken hart en veel vragen achter.
Op Hawaii, op de militaire basis Pearl Harbor/Hickam, werkt een speciaal team van de Amerikaanse krijgsmacht om nabestaanden als deze weduwe eindelijk antwoorden te geven. JPAC is belast met de identificatie van nog altijd bijna 84 duizend vermiste Amerikaanse soldaten.
Achter glas, in een lab in één van de prefab-gebouwen waaruit JPAC nu bestaat, pakt een vrouw in een witte doktersjas een bruinig botje en bestudeert het terwijl ze het almaar ronddraait achter een vergrootglas. Op de rechthoekige tafel ligt een bijna compleet menselijk skelet. Op de andere tafels liggen óók botten; soms zijn het er maar een paar.
Het lijkt een onderzoekslaboratorium waarin misdaden worden opgelost. Maar hier weten ze hoe de mensen om het leven zijn gekomen. Ze weten alleen niet wie het zijn. Zeker is alleen dat het Amerikaanse militairen zijn, die om het leven kwamen in Korea, Vietnam en de Tweede Wereldoorlog.
In het lab liggen de stoffelijke resten van 250 mensen. Een tiental ligt uitgestald op de tafels en wordt door forensisch antropologen onderzocht. Anderen wachten in een bruine doos op identificatie, een proces dat soms jaren kan duren.
Miranda Jans is één van de teamleden die de ingewikkelde puzzel op moet lossen. De medisch bioloog werkt een jaar op Hawaii en spreekt met Limburgse tongval over haar werk, histologie. Door dunne plakjes bot te onderzoeken, komt ze veel te weten over wat er na de dood met een militair is gebeurd. ,,Maar ik kijk ook of bot menselijk is of van een dier. Of helemaal geen bot is.”
De opgravingsteams die JPAC op basis van onderzoek van hun historici naar alle uithoeken van de wereld stuurt – Korea, Laos, Cambodja, Vietnam, maar ook naar Europa – brengen veel terug naar het lab op Hawaii. Verslagen van interviews met dorpsgenoten en eventuele ooggetuigen, maar ook dozen vol materiaal. Jans’ collega, forensisch antropoloog Paul Emanovsky, pakt als voorbeeld een ivoorkleurig rond stukje. Zowel Emanovsky als Jans zagen het aanvankelijk aan voor een stuk van een menselijke knieschijf. ,,Maar het bleek een stuk verbrand plastic”, lacht Emanovsky.
Vorige week droeg de Nederlandse bergingsdienst van Defensie de menselijke resten van twee Amerikaanse militairen over aan de forensisch antropologen van JPAC. Zij werden gevonden in een veld bij Groesbeek. Die liggen nu in dozen te wachten op nadere identificatie. Want adjudant Geert Jonker, het hoofd van de Nederlands bergingsdienst, kan op basis van zijn eigen onderzoek wel ‘een idee’ hebben wie de Amerikaanse militairen zijn, voor een positieve identificatie wordt 100 procent zekerheid vereist.
En dat proces gaat traag, legt forensisch antropoloog Emanovsky uit, die sinds de populaire serie Bones niet meer hoeft uit te leggen wat zijn werk inhoudt. Zelfs als er een naamplaatje, dog tags, bij de botten wordt gevonden. ,,We willen 100 procent zeker zijn.” Daarom wordt er eerst een bijzonder soort dna gewonnen uit de botten, dna dat gelinkt kan worden aan familieleden aan de kant van de moeder van de soldaat. ,,Het duurt maanden en maanden voordat die resultaten terug zijn. Ik bekijk de schedel om te zien of het om een man gaat – in die tijd waren er alleen mannelijke militairen – bestudeer de rugwervels om te zien hoe lang de militair was. En door de dikte van het kraakbeen kan ik een inschatting maken van de leeftijd.”
Forensisch tandartsen vergelijken vervolgens de gebitsgegevens, foto’s van militairen worden vergeleken met die van de schedel en soms wordt er ook gekeken naar de sleutelbeenderen. In die tijd werd er immers van alle soldaten als tuberculosecontrole een röntgenfoto gemaakt. Emanovsky: ,,We hebben ontdekt dat sleutelbeenderen ook bij iedereen uniek zijn.”
Pas als alle puzzelstukjes op hun plaats liggen, durven de historici van JPAC een positieve identificatie te maken. Dat gebeurde tot nu toe 1713 keer, ongeveer 100 keer per jaar. Het Amerikaanse congres heeft recent besloten dat JPAC dat aantal moet verdubbelen. Er wordt momenteel een nieuw laboratoriumcomplex gebouwd om dat mogelijk te maken.
Na een identificatie stelt een andere dienst van defensie de naaste familieleden van de militair op de hoogte. De botten worden aan hen overgedragen voor een herbegrafenis. ,,Dat moment waarop we zeker weten wie het is, is fantastisch”, weet historicus Nicole Rhoton. ,,Dat je een familie na al die jaren eindelijk rust kunt geven, maakt dit werk zo bevredigend.”
De Amerikaanse vermisten per oorlog
Koude Oorlog: 25
Vietnam: 1700
Korea: 8000
Tweede Wereldoorlog: 74.000
OVER JPAC
JPAC (Joint POW/MIA Accounting Command) werd in 2003 samengesteld uit al bestaande diensten van de Amerikaanse defensie en moet de gemaakte belofte nakomen om alle uitgezonden Amerikaanse militairen thuis te laten komen. Als locatie werd Hawaii gekozen, een centraal gelegen locatie voor opgravingsmissies in Zuidoost Azië. Er werken tussen de 400 en 450 mensen, voor de helft defensiepersoneel, afkomstig uit alle krijgsmachtonderdelen, en voor de helft burgerpersoneel. Achttien teams reizen continu de wereld rond om verschillende locaties resten van Amerikaanse soldaten te zoeken. JPAC heeft een jaarlijks budget van ongeveer 70 miljoen dollar (51 miljoen euro).