Aurora wordt bijgeschreven in het rijtje waar Littleton en Blacksburg al een prominente plaats innemen. De ‘massacre’ in de stad in Colorado is de meest recente in een reeks van dodelijke schietpartijen in de Verenigde Staten, maar zal zeker niet de laatste zijn.
(Van onze correspondent Hanneke Keultjes)
NEW YORK (GPD) – De extra geweerschoten vielen midden in een schietscène niet eens op, zeiden bioscoopbezoekers die het drama overleefden. Als allereersten wilden zij The Dark Knight Rises zien, de nieuwste Batmanfilm. De speciale middernachtelijke vertoningen waren overal in de Verenigde Staten uitverkocht. Ook in Aurora, in de Amerikaanse staat Colorado, waar bezoekers dachten dat de gewapende man met kogelvrij vest, gasmasker en helm bij de show hoorde en de rook een ‘special effect’ was. Velen hadden zich er zó op verheugd, maar wat zullen ze achteraf wensen dat ze nooit waren gegaan.
In de Verenigde Staten zijn vaker schietpartijen, maar zelden was een schietpartij zo dicht bij de locatie van een andere schietpartij. Aurora ligt op een half uur rijden van Littleton. Die stad in Colorado was het toneel van de misschien wel bekendste schietpartij uit de Amerikaanse historie van vele schietpartijen: die in de Columbine High School. In 1999 schoten Dylan Klebold en Eric Harris daar twaalf medescholieren en één leraar dood. Dertien jaar later schiet de vermoedelijke schutter James Holmes twaalf mensen dood in een bioscoop op dertig kilometer van die middelbare school.
De daders van de ‘massacres’, moordpartijen, zijn altijd mannen, ze zijn altijd jong en kiezen willekeurige slachtoffers. Het zijn ‘lone wolves’, alleen opererende daders, die zich doorgaans afgezonderd voelen van de maatschappij en boos zijn op alles en iedereen. Bij de Columbine-schietpartij hadden twee van die eenzame zielen elkaar gevonden dankzij het spelen van agressieve videospelletjes. De motieven van de schutters zijn niet altijd duidelijk, maar vaak is er sprake van een wens om met hun vreselijke daad ‘wereldberoemd’ de geschiedenis in te gaan en spelen psychische problemen een rol.
Bij Seung-Hui Cho, de schutter die op de universiteit Virginia Tech in Blacksburg in 2007 32 studenten doodde, werd al op jonge leeftijd angststoornissen en zware depressiviteit geconstateerd. Zijn gedrag baarde medestudenten en professoren op de technische universiteit zorgen. Maar niemand dacht dat hij tot de dodelijkste schietpartij in de VS in staat zou zijn.
Amerikanen raken er aan gewend. ,,Ik had met mijn 24 jaar best een kogel willen opvangen in plaats van het gedode zesjarige meisje”, zei overlevende Jennifer Seeger bloedserieus bij CNN. De jongste generatie groeit er zelfs mee op. Op scholen worden naast brandoefeningen ook oefeningen gehouden voor het geval er een man met een geweer de school binnenstapt. Op veel middelbare scholen lopen de scholieren ’s ochtends door een metaaldetectorpoortje om te voorkomen dat iemand een vuurwapen meeneemt.
Ondanks de ‘gewenning’ laait bij iedere schietpartij de discussie over wapenbezit weer (even) op, maar nooit wordt het echt een thema. Politici – inclusief presidentskandidaten Barack Obama en Mitt Romney – willen zich er niet aan branden. Wapenbezit is immers vastgelegd in de grondwet en de wapenlobby is machtig. De National Rifle Association (NRA) herhaalt altijd dat geweren niet doden, maar dat mensen doden. De NRA stuurde vrijdagochtend een slecht getimede tweet de wereld in: ‘Happy Friday shooters!’ (fijne vrijdag schutters!), ongepast op de dag dat er door zo’n schutter veel doden zijn gevallen. Een paar uur later werd het bericht verwijderd.