‘GOOD OLD JACK’ SCHUDT CANADESE VERKIEZINGEN FLINK OP

(Van onze correspondent Hanneke Keultjes)
NEW YORK (GPD) – Wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde er mee heen. Het Nederlandse spreekwoord lijkt perfect van toepassing op de Canadese verkiezingen van 2 mei. De derde kandidaat is underdog is Jack Layton, leider van de sociaal-democratische NDP. Hij zou wel eens kunnen zorgen voor jaren van politieke instabiliteit in Canada.
Nadat de Canadese conservatieve minderheidsregering op 25 maart viel omdat de oppositie de begroting verwierp en de regering beschuldigde van minachting, dacht politicoloog Andrew Heard van de Canadese Simon Fraser University hetzelfde als zijn landgenoten. ,,De verkiezingen zouden een wel heel voorspelbare invuloefening te worden. De conservatieven zouden moeiteloos als grootste uit de bus komen en een meerderheidsregering gaan vormen”, herinnert Heard zijn voorspelling.
De conservatieve minister-president Stephen Harper ging met die boodschap op campagne. Verkiezingen waren onnodig en tijd- en geldverspilling, stelde hij. Onder Harper wist Canada als geen enkel ander land de economische crisis met nauwelijks averij te doorstaan. Een stem op hem zou zorgen voor stabiliteit. En als er al concurrentie voor Harper was, dan kwam die van de liberale partij onder leiding van de liberale intellectueel Michael Ignatieff.
Maar vier dagen vóór de verkiezingsdag hangt de vlag er heel anders bij. In een campagne die door politicoloog Antonia Maioni, directeur van het Canada Instituut van McGill University in Montreal wordt gekarakteriseerd als ‘achtbaan’, heeft Harper in de laatste peiling van Forum Research zijn comfortabele voorsprong (34 procent) verloren. Maar het is niet Ignatieff die hem op de hielen zit, maar Jack Layton, de sympathieke voorman van de New Democratic Party (NDP). Hij staat in de peilingen op 32 procent. Ignatieff is met 22 procent gedegradeerd naar de derde plek.
Academicus Ignatieff en doceerde tientallen jaren aan Cambridge, Oxford en Harvard. Deze respectabele universiteiten hebben één ding gemeen: ze staan niet in Canada. In het jaar dat Harper – de te kloppen man – premier werd, keerde hij terug naar zijn geboortestad Toronto. In 2008 werd hij gekozen tot leider van de liberalen. Ondanks een campagne die hem naar alle hoeken van het immense Canada bracht, weet de liberale leider zich niet bekend te maken – laat staan geliefd. ‘Just visiting’ (slechts op bezoek), sneren zijn politieke tegenstanders.
Waar Ignatieff koud en afstandelijk overkomt, wordt Layton getypeerd als ‘warm, vertrouwenwekkend en aardig’. En terwijl de ervaren NDP-politicus geen nieuw verhaal vertelt, lijken de Canadezen ineens massaal te luisteren, merkt politicoloog Maioni. ,,Ze zijn vatbaar voor de boodschap van ‘good old Jack’.” De sociaaldemocraat wil de sociale zekerheid beschermen en de gezondheidszorg betaalbaar houden. ,,Dat vinden veel Canadezen belangrijk.” De onverwachte eindspurt van de NPD duwt de liberalen, die als partij uit het politieke centrum normaal juist stemmen zou winnen, in de verdrukking.
Zo zijn de aanvankelijk voorspelbare verkiezingen ineens ongemeen spannend geworden. Als de conservatieven van Harper er niet in slagen een meerderheid te krijgen, zou Canada wel eens te wachten kunnen staan waarmee Groot-Brittannië in 2010 werd geconfronteerd: een ‘hung parliament’, waarin geen enkele partij een meerderheid heeft. Canada heeft in tegenstelling tot Nederland geen traditie van coalitieregeringen. Maioni: ,,Dat wordt hier als ‘ondemocratisch’ gezien.” Vooral als zo’n coalitie ook nog eens afhankelijk zou worden van de steun van de separatistische partij Bloc Quebecois, vult Heard aan. ,,Daar is echt grote weerstand tegen.”

DOUANE VS ZOEKT MET PASEN VERRASSINGSEIEREN

(Van onze correspondent Hanneke Keultjes)
NEW YORK (GPD) – De Amerikaanse douane zoekt in aanloop naar Pasen ook naar eieren. Maar niet vanwege de feestdag. De agenten jagen op Kinder Surprise: de bruinwitte chocolade-eieren waarin in een plastic hulsje een nutteloos speelgoedje of poppetje is verstopt. Deze verrassingseieren van Kinder zorgen over de hele wereld voor blije glimmende kindergezichtjes. Behalve in de Verenigde Staten. Daar zijn ze – als enige land ter wereld – verboden.
De Amerikaanse douane vaardigde op Witte Donderdag een decreet uit om het personeel er aan te ‘herinneren’ de surprise-eieren actief op te sporen. Jaarlijks vist de dienst bijna 25.000 choco-eieren uit de bagage van nietsvermoedende toeristen en poststukken. De reden voor de heksenjacht op verrassingseieren is een oude wet die verbiedt om ‘niet-voedzame objecten’ in snoepgoed te verwerken. Een lolly met een stokje mag wel, want zonder het stokje is het lastig lolly’s likken.
Daarnaast beschouwt de douane de verstopte speelgoedjes als ‘geïmporteerde goederen’. De kleine onderdelen die in het ei verstopt zitten, zijn in strijd met de veiligheidsregels voor kinderen onder de drie jaar. Die zouden maar zo in een Kinder Surprise kunnen stikken. Daarom gaan douaniers juist met Pasen ook gewoon door met eieren zoeken. En dat is het hele eiereneten.

50 JAAR NA DE VARKENSBAAI: DE MISLUKTE MISSIE VAN BRIGADE 2506

Ze kregen 150 dollar en maanden CIA-training om op 17 april 1961 het communistische bewind van Fidel Castro omver te werpen. Cubaanse ballingen kijken vijftig jaar na dato terug op de mislukte invasie van de Varkensbaai. ,,Het was gedoemd te mislukken.”
(Van onze correspondent Hanneke Keultjes)
MIAMI (GPD) – Met gevoel voor dramatiek knoopt Jorge Gutierrez zijn zwarte polo open en showt een gapend gat, midden in zijn borstbeen. Dáár, wijst hij, is de Cubaanse kogel die via zijn rug binnenkwam en zijn rechterlong doorboorde weer naar buiten gekomen. Zijn longen piepen, maar zijn ogen glimmen. Want waar anderen een gruwelijk litteken zien, ziet Gutierrez het teken van een wonder. ,,Dat ik het overleefd heb.” Dat hij daarna zestien jaar lang alle gevangenissen van Cuba van binnen mocht bewonderen, lijkt hij gemakshalve even te vergeten. 
Gutierrez (74) is één van de weinige nog levende leden van Brigada Asalto 2506: Cubaanse ballingen die door de Amerikaanse inlichtingendienst CIA werden gerekruteerd om het communistische bewind van Fidel Castro omver te werpen. De invasie van de Varkensbaai had voor de soldaten van Castro als een volslagen verrassing moeten komen. In plaats daarvan werden de vrijheidsstrijders opgewacht. De rest is geschiedenis: hun missie mislukt.
Toch heeft ‘Bay of Pigs’ in de Cubaans-Amerikaanse gemeenschap van Zuid-Florida mythische proporties aangenomen. Aan Brigade 2506 Way, midden in Little Havana, de woonwijk in Miami waar vrijwel alleen Cubanen wonen, staat het Bay of Pigs-museum. Met honderden foto’s, 118 daarvan van gevallen strijdmakkers, kaarten, boeken en uniformen vertelt het museum het verhaal van de Varkensbaai-veteranen. Een verhaal dat leest als een spannend jongensboek.
Na de Cubaanse revolutie van januari 1959 overheerst bij de Cubanen blijdschap. Ook bij Gutierrez en Francisco José ‘Pepe’ Hernández (74), studenten aan de universiteit van Havana. Gutierrez leert daar voor ingenieur, Hernández studeert rechten. Hernández: ,,We hoopten dat Castro economische voorspoed zou combineren met een eerlijk politiek systeem. Een half jaar na de revolutie grepen de communisten de macht. Castro vertelde me dat een revolutie 24 uur per dag inzet vereist en dat Marxisten als enige bereid zijn 24 uur per dag te werken. Toen kwam de ontgoocheling. En het besef: we moeten iets doen.”
Studenten beginnen een ondergrondse verzetsbeweging. Gutierrez en Hernández, wiens vader door het bewind van Castro is vermoord, reizen naar de Verenigde Staten. Daar spreken ze voor het eerst met CIA-agenten. Contacten die tot stand komen dankzij Manuel Artime, de politiek leider van het Cubaanse verzet. Hernández ziet niks in de geplande invasie. Hij wil vanuit Cuba oppositie blijven voeren tegen Castro. Gutierrez is wel enthousiast. Hij krijgt 150 dollar en twee weken training, zo wordt hem verteld. Het worden uiteindelijk elf maanden.
Op Useppa Island, een eiland voor de kust van Florida, begint zijn training. Gutierrez krijgt nummer 2519 en wordt ondervraagd door psychologen en aan een leugendetectortest onderworpen. De Amerikanen willen er zeker van zijn dat ze niet met Cubaanse spionnen te maken hebben. ,,Ze kenden ons daarna beter dan we onszelf kenden.” Gutierrez zegt het grappend, maar is eigenlijk bloedserieus.
Later verhuist een deel van zijn groep naar Panama, waar ze militaire training krijgen van voormalige Cubaanse legerofficieren. Gutierrez ziet zijn makker Benito Clark  (nummer 2520) vertrekken. Zelf blijft hij achter op Useppa Island, waar hij wordt getraind in radiotelegrafie en cryptologie. In juli gaat hij naar Guatemala. Daar, op een berg, bouwt het team tussen de slangen en poema’s een basis. Ze krijgen les in overleven en leren hoe ze met een machinegeweer moeten omgaan. In december 1960, als Gutierrez in Panama is herenigd met Clark, besluit hun commandant dat de twee worden ingedeeld in het ‘infiltratieteam’. Die groep moet al vóór de invasie onrust stoken.
Terwijl Gutierrez en Clark (nu 69) zich als volleerde spionnen voorbereiden op hun geheime missie, ontdekt Hernández in Havana dat de soldaten van Castro achter hem aanzitten. Hij vlucht naar ambassade van Peru. Daar hoort hij dat een rechtbank in Havana hem bij verstek veroordeelt heeft tot dertig jaar cel. Begin 1961 reist hij via Lima naar de VS, waar hij als nummer 3236 alsnog betrokken raakt bij de invasie.
Gutierrez probeert rond die tijd met een bootje vanaf Key West in Cuba te komen. Pas na vier pogingen – de derde keer komt hij bijna door koolmonoxidevergiftiging om het leven – slaagt hij daarin. Op een geïmproviseerde basis maakt hij contact met de CIA in de VS. Op zondagochtend 19 maart 1961 om 7 uur ’s ochtends blijkt zijn kamp omsingeld door 1500 van Castro’s soldaten. Hij probeert te vluchten, maar wordt in zijn rug geschoten. ,,Ik verloor het bewustzijn niet”, klinkt het trots met een accent dat verraadt dat hij een groot deel van zijn leven Spaans heeft gesproken. ,,De officier die me neerschoot, een luitenant, kwam boven me staan en richtte zijn geweer op me. Maar het weigerde. Dat haperende machinegeweer heeft mijn leven gered.”
Noodgedwongen staat Gutierrez aan de zijlijn van de daadwerkelijke invasie. Als Hernandez zich opmaakt om naar de Varkensbaai te varen, wordt hij opgelapt in een ziekenhuis waar Cubaanse veiligheidsagenten keer op keer zijn zuurstofkraan dichtdraaien.
In zijn kantoor van de Cubaanse Amerikaanse Vrijheidsfederatie, waarvan Hernández voorzitter is, pakt hij een kladblok en een potlood. Hernández, een trotse Cubaan met scherpe gelaatstrekken lijdt aan de ziekte van Parkinson. Een rechte lijn tekenen is lastig.  Op een leeg blaadje schetst hij de bibberige contouren van Cuba. De exacte locatie zit weliswaar in zijn geheugen gegrift, maar het vertelt wat makkelijker, lacht hij.
Want dáár, op Playa Larga zoals de Varkensbaai in het Spaans heet, kwam zijn boot op 17 april 1961 aan. Hernández tekent een even bibberige pijl. De opdracht van zijn veertigkoppige team was schijnbaar eenvoudig: ga naar suikerfabriek Australia. Daar zouden 120 paratroepers op hen wachten. Maar de opdracht wordt minder makkelijk als er negenhonderd van Castro’s soldaten staan te wachten en de munitievoorraad, genoeg voor drie weken, in de haast is achtergebleven op de boot. ,,Iedereen was bang om dood te gaan. Maar we spraken er niet over. Alles ging zo snel, er was geen tijd voor.”
Op 1 mei, Dag van de Arbeid, probeert Hernández via Playa Girón te ontsnappen. ,,We dachten dat Castro dan wel zoveel mogelijk soldaten op de Plaza de la Revolútion zou willen hebben. We slopen weg, maar het volgende wat ik me herinner is dat ik de loop van een geweer in mijn nek voelde.” Hernández wordt naar een gevangenis in het midden van Havana gebracht. Spanish Castle, heet het zestiende-eeuwse bouwwerk, maar een paleis is het allerminst. Toen hij er aan kwam, woog hij 68 kilo. Toen hij na twee jaar in een cel met zestig anderen en één toilet werd vrijgelaten woog hij 41 kilo.
Op die ochtend van 23 december 1963 kwam een bewaker vertellen dat ze op transport gingen. Waarheen, wisten ze niet. Het bleek luchtmachtbasis San Antonio te zijn. Daar zag Hernández rijen witte vliegtuigen staan. Op het staartdeel zag hij ‘PanAm’ staan. ,,Ik was uitzinnig, want toen wist ik dat we naar Miami gingen.” In de vliegtuigen zaten geen stoelen, herinnert Hernández zich. ,,Ik vond dat raar.” Ook de twee stewards waren niet wat ze leken. ,,Ik geloof niet dat ik het ooit tegen iemand heb gezegd, maar het waren CIA-agenten. ‘Wij hebben jullie in deze ellende gebracht, dus we halen jullie er ook weer uit’, zei er eentje tegen mij.”
Jaren na de invasie werd Hernández marinier – inmiddels versneld genaturaliseerd tot Amerikaan. ,,Als officier besefte ik: deze invasie was gedoemd te mislukken. Als we luchtsteun hadden gehad en goede logistiek, dan hadden we kunnen winnen en had de Koude Oorlog er anders uitgezien.” Achteraf bekeken, zegt hij, had de VS zich niet met Cuba moeten bemoeien. ,,Het had óns gevecht moeten zijn, ónze organisatie, ónze fouten.” Aan de andere kant sprak Hernández na zijn gevangenschap langdurig met Robert Kennedy, die destijds als justitieminister ijverde voor de vrijlating van de Cubanen. ,,Als hij president was geworden, dan weet ik zeker dat hij een manier had gevonden om met Fidel af te rekenen. Hij was er zó emotioneel bij betrokken.”
Op het moment dat Hernández naar Miami vliegt om daar zijn inmiddels naar de VS gehaalde familie in de armen te sluiten, begint voor Gutierrez de nachtmerrie pas. ,,Ik werd bestempeld als spion, dus ik werd niet vrijgelaten.” Een rechtbank geeft hem in 1961 de doodstraf. Een uur voor hij voor het vuurpeloton zou staan, besluit Castro alle executies te staken. In plaats daarvan krijgt hij dertig jaar cel. Hij trouwt in de gevangenis met zijn Cubaanse jeugdvriendin, na acht jaar volgt er een bescheiden katholieke ceremonie en heeft hij zijn ‘honeymoon’: twaalf uur mag hij met zijn bruid in een kamer doorbrengen. ,,Ik schoot in één keer raak. Mijn zoon werd negen maanden later geboren.”
Pas in 1978 kan Gutierrez hem in zijn armen sluiten. Dankzij het beleid van president Jimmy Carter gaat Castro akkoord met het vrijlaten van politieke gevangenen. ,,Toen ik in Amerika aankwam, woonde mijn familie daar al. Mijn oudere broer nam me mee naar Disney World. Van de meest gruwelijke plek ter wereld kwam ik ineens in een wereld van gemaakte vrolijkheid terecht.”
KADER 1
De invasie van de Varkensbaai, die tot doel had het communistische regime van Fidel Castro omver te werpen, begint op 17 en duurt tot 19 april 1961. Hoewel alleen Cubanen aan land gingen, werden zij gerekruteerd door de Amerikaanse inlichtingendienst CIA. De Amerikanen, bang dat het communisme te dicht bij Amerikaans grondgebied zou komen (Cuba ligt op slechts 150 kilometer van het zuidelijkste puntje van Florida), hoopten met de hulp van de Cubanen van het ‘probleem’ af te komen. Amper vier maanden na zijn aantreden geeft president John F. Kennedy het bevel tot de invasie. Veel keus heeft hij niet: de plannen komen uit de nalatenschap van zijn voorganger Dwight D. Eisenhower en liggen klaar als hij in het Witte Huis trekt. Ongeveer 1500 Cubaanse ballingen proberen via de zuidoostelijke Varkensbaai binnen te dringen. Ze hadden gerekend op het verrassingselement. In plaats daarvan staan Cubaanse soldaten hen op te wachten. 1200 Cubaanse vrijheidsstrijders worden gevangen genomen. Na twee jaar komen zij vrij in ruil voor 53 miljoen dollar aan voedsel en medicijnen. De meeste ballingen gaan in Miami wonen. Vijftig jaar later is Fidel Castro in Cuba nog steeds aan de macht. Een realiteit waarmee de Cubaanse ballingen nog iedere dag worstelen. Zij dromen nog iedere nacht van een vrij Cuba.
KADER 2
Waarom Brigade 2506?
Op 8 september 1960 verliest de brigade een strijdmakker tijdens een oefening in de Guatemaalse bergen. Carlos Rafael Santana Estevez valt in een ravijn. Zijn lichaam kan pas de volgende dag worden geborgen. Als eerbetoon neemt de brigade het nummer van Santana aan. Brigade 2506 is geboren.